Ga verder naar de inhoud

Op 4 juli 2011 was het 25 jaar geleden dat Flor Peeters exact op zijn 83ste verjaardag overleed. De belangstelling voor het werk van deze organist, componist en pedagoog is aan een merkwaardige en verdiende remonte bezig.

Peter Van de Velde, organist van de O.-L.-Vrouwekathedraal van Antwerpen, leverde hieraan een geslaagde bijdrage met een integraal aan Peeters gewijde CD-opname, die begin 2011 verscheen. In deze bloemlezing uit Peeters' omvangrijke orgelrepertoire is voor het eerst ook plaats voor de Symphonic Fantasy opus 13, een bruisend jeugdwerk uit 1925.

Wie de werkenlijst van Flor Peeters doorneemt, merkt dat de twaalf opusnummers die deze Symphonic Fantasy vooraf gaan vooral worden ingenomen door vocale werken. Een misschien wel vreemde vaststelling voor iemand die vandaag vooral omwille van zijn orgeloeuvre gekend is. Maar minder verrassend als men beseft dat de jonge organist de koordirigent Jules Van Nuffel en Lodewijk Mortelmans, "de Prins van het Vlaamse kunstlied", tot zijn docenten kon rekenen.

Van deze twaalf opusnummers zijn slechts twee werken voor de "Koning der instrumenten" bestemd: de vier improvisaties opus 6 uit 1923 en de tien pedaalstudies opus 11 uit 1925. Beide werken hebben een duidelijk functioneel karakter. De vier improvisaties zijn met hun beknoptheid en gregoriaanse thematiek op te vatten als liturgische gebruiksmuziek. Dit terwijl de pedaalstudies, eigenlijk variaties op het volksliedje Het loze vissertje, hun oorsprong vinden in de pedagogische activiteit die Peeters midden de jaren '20 opstartte. De Symphonic Fantasy was dan ook het eerste volwaardige concertstuk voor orgel dat uit de pen van de jonge Peeters vloeide. De ongeveer tien minuten durende compositie werd postuum opgedragen aan Oscar Depuydt (1853-1925), Peeters' leraar orgel aan het Lemmensinstituut en zijn voorganger als organist in de Sint-Romboutskathedraal te Mechelen.

De stijl van Flor Peeters laat zich niet onder één noemer vangen. Enerzijds groeit hij op in een traditie die stevig geworteld is in de romantiek. Hierin wordt ernaar gestreefd om het orgel te laten klinken als een symfonisch orkest, met massieve klank, traploze dynamische overgangen, enz. Dit alles gekoppeld aan een sterk chromatisch gekleurde harmonie. Aan de andere kant raakt Peeters, mede door zijn interesse voor oude muziek, gefascineerd door de nieuwe, neobarokke tendensen. Dit impliceert een meer transparante, lineair gedachte schrijfstijl met vaak sterke dissonantie. Peeters' compositorische arbeid zal, zeker de eerste decennia, voortdurend manoeuvreren tussen deze twee polen. Zoals de titel reeds aangeeft, sluit de Symphonic Fantasy aan bij de eerstgenoemde romantische traditie. De inspiratie hiervoor haalt de jonge componist ongetwijfeld bij de Franse grootmeesters Franck, Widor en Vierne en hun Duitse pendanten Reger en Karg-Elert, wiens werken hij in deze periode veelvuldig op concerten programmeert.

De onstuimigheid die het werk kenmerkt, wordt vanaf het eerste moment duidelijk. Een stijgend motief in de manualen wordt onmiddellijk in het pedaal geïmiteerd en mondt uit in een virtuoos akkoordenspel. Dit alles vloeit naadloos over in een recitativo gedeelte. Deze overgangspassage doet denken aan het brugmotief uit het eerste deel van Louis Viernes Troisième Symphonie voor orgel, waarmee deze Fantasy eveneens de toonaard (fa# klein) deelt. Wat volgt is een knap uitgewerkt fugatisch deel waarin de stuwing van het begin wordt overgenomen.

Na het tumult van de openingspassage worden we tot het hart van de compositie gevoerd. De muziek komt tot rust en op de Voix Humaine weerklinkt, haast ‘à la César Franck’, het alleluia van paaszaterdag. De keuze voor dit thema is een knipoog naar Oscar Depuydt. Hoewel deze laatste nagenoeg geen concertante composities voor orgel heeft nagelaten, werd zijn liturgisch improvisatietalent alom geprezen. Ook de jonge Peeters hoorde "zijn meester" meermaals aan het werk tijdens de liturgische diensten. In een ontroerend artikel voor Musica Sacra, naar aanleiding van het 10-jarig overlijden van Depuydt, schrijft hij hierover: "Een toppunt ook in den "ring" van het jaar was telkens de paaschzaterdag, wanneer hij [Depuydt] - na de groote witte stilte der voorgaande dagen, - de eerste vreugde mocht meevieren in een jubelend offertorium, op het Paaschalleluia. Dat waren hoogtepunten!". Al snel is het thema te horen in strakke akkoorden die worden begeleid door een lopende baspartij in het pedaal, een compositietechniek die Peeters doorheen heel zijn loopbaan zal blijven gebruiken. Een lang uitgesponnen pedaalnoot op de dominant drijft de spanning weer op. Het oorspronkelijk fugathema wordt in een flexibele triolenbeweging gegoten. Deze vloeiende stijl van opbouw zal Peeters ook jaren later gebruiken in zijn Vlaamse Rhapsodie opus 37. Boven de wiegende beweging verschijnt enkele malen het alleluia-thema en kondigt zich in een langzaam opgebouwde crescendo de reëxpositie aan. Een majestueuze coda laat een laatste maal in krachtige akkoordblokken het alleluia horen. Ook hier is door de toevoeging van septiemen en andere kleurende noten reeds een glimp op te vangen van de muzikale taal die Peeters veelvuldig in latere werken zal spreken.

Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vertolkt Flor Peeters deze Fantasy op regelmatige basis. Zelf op belangrijke recitals als deze in de Sainte-Clotildebasiliek (28 mei 1936) en de Notre Dame (17 oktober 1937) te Parijs staat de compositie op het programma. Daarna wordt ze stilaan maar zeker verdrongen door de ook vandaag nog meer bekende werken als Variationen und Finale über ein Altflämisches Lied opus 20 uit 1929 of Toccata, Fuga en Hymne op Ave Maris Stella opus 28 uit 1933. Waarschijnlijk beschouwde Peeters het werk eerder als een uiting van jonge compositorische onstuimigheid. Een redenering die zeker niet volledig onterecht is. Toch bezit het werk, zoals aangehaald, in de kiem al enkele elementen die het werk van Peeters zullen blijven kleuren. Bovendien vormt het een uniek en goed geconcipieerd document van een jonge componist aan de start van een roemrijke carrière.

Flor Peeters: Selected Organ Works
Peter Van de Velde op het Pierre Schijven-orgel (1891) in de O.-L.-V.-Kathedraal te Antwerpen
super audio-cd, Aeolus AE-10711
meer info: www.aeolus-music.com

Hanssens, S.: [Inleiding bij Selected Organ Works, Peter Van de Velde op het Pierre Schijven-orgel (1891) in de O.-L.-V.-Kathedraal te Antwerpen / super audio-cd, Aeolus AE-10711], 2011.