Ga verder naar de inhoud

Paul Gilson heeft een ongemeen belangrijke rol gespeeld in het Vlaamse muziekleven. Niet alleen als componist, maar ook als pedagoog, muziektheoreticus en muziekcriticus.

Gilson was een leerling van François-Auguste Gevaert aan het conservatorium van Brussel, maar daarnaast bestudeerde hij als autodidact partituren van Richard Wagner en van het Russische "machtige hoopje". Met zijn pianoreducties van Sheherazade en het Groot Russisch Paasfeest van Nicolai Rimski-Korsakov was hij mee verantwoordelijk voor de introductie van de Russische muziek in West-Europa. In de eerste decennia van de twintigste eeuw gaf hij les aan tientallen jonge componisten. Dat leidde in 1925 tot de oprichting van een componistengroep rond Gilson: de "Synthetisten", bestaande uit René Bernier, Gaston Brenta, Francis De Bourguignon, Theo Dejoncker, Robert Otlet, Marcel Poot, Maurice Schoemaker en Jules Strens. Gilson publiceerde een aantal leerboeken en schreef muziekkritieken in La Revue Musicale.

Gilson componeerde zijn beste werken vóór zijn veertigste, zoals Mélodies Écossaises (1892) voor strijkers, het oratorium Francesca da Rimini (1892), de opera Prinses Zonneschijn (1903), het ballet La Captive (1904) en vooral La Mer. Dit werk werd geïnspireerd door een reeks zeegedichten van Eddy Levis.

Zelf bestempelde Gilson het vierdelige La Mer bescheiden als 'esquisses symphoniques', maar in feite gaat het om een kruising tussen een symfonie en een symfonische gedicht. Een cyclisch thema loopt als een slagader door het hele werk en zorgt voor eenheid en structuur. De vier delen dragen als titels: Lever du soleil, Chants et danses de matelots, Crépuscule en La tempête. In het begindeel toont de zee zich onder de zon in al haar schoonheid; in de energieke tweede beweging wordt er gefeest, al blijft er bij momenten een melancholische ondertoon doorklinken; in het derde deel, een soort adagio, neemt een visser afscheid van zijn geliefde en in de finale toont de zee zich van haar gewelddadige en tragische kant.

Gilson wou elk deel laten voorafgaan door de declamatie van de bijhorende gedichten, maar dat gebeurde maar zeer zelden. Ook het extra harmonie-ensemble (bestaande uit houtblazers en saxinstrumenten) en het mannenkoor ad libitum in het slotdeel worden weggelaten.

In La Mer toont Gilson zich een briljant orkestrator met een duidelijke voorliefde voor de koperinstrumenten. Hier en daar wordt duidelijk dat Gilson veel affiniteiten had met de Russische "Vijf" en met Richard Strauss.

La Mer werd op 20 maart 1892 in Brussel gecreëerd door het orkest van de 'Concerts Populaires' en dirigent Joseph Dupont. Niettegenstaande Gilson toen pas 27 was en nog aan het begin van zijn carrière stond, bleef La Mer zijn bekendste werk.

Herdruk van een kopie van de Bibliotheek van het Conservatorium van Antwerpen. Voor de huur van het materiaal, gelieve u te wenden tot: Muziekbibliotheek VRO-VRK, Albertina-bibliotheek, Brussel.

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 504, 2005].