Ga verder naar de inhoud

Höflich-uitgave: Concerto voor viool solo, fluit, harp, hoorn en piano (1935/1952)

Jan Dewilde

Jozef Schampaert studeerde aan de Koninklijke Conservatoria van Brussel en – na een onderbreking door WO I – van Antwerpen. Van 1923 tot 1926 volgde hij ook nog privélessen bij componist-dirigent Flor Alpaerts.

Schampaert was bijzonder actief als muziekpedagoog. Zo was hij directeur-leraar aan de Muziekschool van Willebroek (1929-1960) en leraar harmonie aan het Antwerps Conservatorium (1942-1964). Daarnaast publiceerde hij in 1955 een Kleine harmonieleer, een didactisch werk dat voor zelfstudie kan worden gebruikt. Van 1953 tot 1960 leidde hij als dirigent de Willebroekse concertvereniging ‘De Vrienden van de Muziekschool’, waarmee hij symfonische concerten dirigeerde.

Daarnaast was Schampaert ook een productief componist. In iets meer dan een halve eeuw componeerde hij 29 orkestwerken, 19 werken voor klein ensemble, 21 solowerken, negen koorwerken, 29 liederen, een kindercantate, een kinderballet, een suite van acht kinderliederen en een opera, naast tal van arrangementen en examenstukken.

Schampaert had een grote affiniteit met het symfonisch orkest; zijn composities voor orkest behoren dan ook tot zijn beste werken. Hij kende het geluk dat zijn leraar Alpaerts zijn vroegste orkestwerken dirigeerde op de Dierentuinconcerten in Antwerpen: Horizonten (1926), Rythmendans (1927), Fantaisie tragi-comique (1929) en Sotterniën (1931). Die vroege uitvoeringen stimuleerden hem om verder voor orkest te schrijven. Later volgden onder meer Spreuken en vertelsels (1938), Sinfonische psalm (1943), dat hij zelf als zijn beste werk beschouwde, en Dansencorso (1950).

Schampaert componeerde dit werk in 1935 eerst voor viool en piano, met als titel Concerto. Van deze driedelige ‘oerversie’ orkestreerde hij in september 1942 het eerste deel (voor viool solo, fluit, hobo, klarinet, fagot, hoorn, pauken, harp en strijkers) en gaf het de titel Romantisch concertstuk. Deze versie werd op 25 augustus 1943 uitgevoerd in de zaal Odeon in Willebroek door Adolf Liegeois (die een cadens toevoegde) en het orkest van de plaatselijke Muziekschool, gedirigeerd door de componist. Op 20 februari 1952 voltooide Schampaert dan deze kamermuzikale versie voor viool solo, fluit, hoorn, harp en piano. Deze versie, opnieuw met Concerto als titel, werd gecreëerd door George Octors (viool), Louis Stoefs (fluit), Adhemar Pluvinage (hoorn), Mireille Flour (harp) en Robert Leuridan (piano). De datum van de wereldpremière is niet duidelijk, maar misschien was de opname die deze zelfde musici op 17 maart 1956 maakten voor het Nationaal Instituut voor de Radio-Omroep in Brussel ook wel de creatie?

Bibliografie: Reinhilde Dehoux, Jef Schampaert (1899). Leven en werk (KU Leuven, 1984).

Deze partituur werd geëditeerd door Stijn Saveniers op basis van het autografisch handschrift uit de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Hij paste het volgende aan: - De cadenza van de fluit stond in origine in 4/4 genoteerd; - Maat 94 was afwezig in de harppartij; - Maat 109: piano, LH: laatste akkoord stond origineel als achtste genoteerd; - Maat 234: piano, derde en vierde tel: origineel als triool van kwarten genoteerd.

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2598, 2021].