Ga verder naar de inhoud

Componist, organist, klavecinist en muziekleraar Pierre Joseph Vandenbosch volgde in 1765 priester-musicus Dieudonné Raick (1703-1764) op als organist van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen. Dat was een belangrijk ambt en het is dan ook weinig waarschijnlijk dat dit de eerste functie was die Vandenbosch bekleedde. Maar het is niet geweten of en waar hij voordien het orgel bespeelde, evenmin als wie zijn leraars waren. Vandenbosch zou het kathedraalorgel meer dan dertig jaar lang bespelen, tot de sluiting van de kerken door het Franse Directoire in 1797. Volgens Edouard Grégoir etaleerde hij ‘une habilité étonnante sur la pédale.’ Maar Vandenbosch beperkte zich niet tot het orgel; hij groeide uit tot een van de meest invloedrijke musici in Antwerpen. Grégoir noemde hem ‘le factotum des amateurs et de l’élite de la noblesse, musicalement parlant.’ Zo trad hij ook vaak op als begeleider. Nog volgens Grégoir was zijn invloed zo groot dat hij bepaalde of een rondtrekkend muzikant in Antwerpen mocht optreden en manifesteerde hij zich tijdens concerten als een ‘chef de claque’ die besliste of een uitvoerder al dan niet succes mocht kennen. Als druk gesolliciteerd leraar zou hij een welstellend leven hebben geleid en hij eindigde als rentenier. Dat verklaart misschien waarom hij de laatste twintig jaar van zijn leven niet meer gecomponeerd lijkt te hebben.

Voor de muzikale ontdekkingsreiziger Charles Burney (1726-1814) was Vandenbosch zowat het enige lichtpunt tijdens zijn bezoek aan Antwerpen in 1772. Burney schreef: ‘The organist at present is M. Vanden Bosch, he is a spirited and masterly player. (…) While that part of the service, which succeeded this procession, was performing, I went up into the organ-loft, and was very politely treated by the organist, M. Vanden Bosch, who is a man of considerable merit in his profession; his style of playing is modern, and he is very dexterous in the use of the pedals. This instrument of Notre Dame, contains upwards of fifty stops, and has a full compass; it has been built about a hundred and fifty years, and would be well toned, if it were in tune. After church, I went home with M. Vanden Bosch, who was so obliging as to shew me his instruments and books. Several compositions for the harpsichord of this master have been engraved at Paris; he has a very good taste, and great fire, both in writing and playing.’

Naast zijn opus 5 werden inderdaad ook zijn andere werken in Parijs uitgegeven, meer bepaald door Le Menu: VI Divertissements pour le clavecin avec accompagnement des deux violons et basse ad libitum, op. 2; IV Concerts pour le clavecin et l’orgue avec accompagnement de deux violons, alto, basse, contre-basse et deux cors ad libitum, op. 3; Six suites pour le clavecin avec accompagnement de violon ad libitum, op. 4 en Trois sonates dans le gout de simphonie pour le clavecin ou le forte piano, avec accompagnement d’un violon et basse, une flute et cor, ad libitum, op. 6. Het zijn alle klaviersonates met obligate begeleiding ad libitum, een genre dat tijdens de tweede helft van de achttiende eeuw vooral in Parijs floreerde. Vroege voorbeelden zijn Jean-Joseph Cassanéa de Mondonvilles Pièces de clavecin en sonates avec accompagnement de violon, op. 3 (1734), Jean-Philippe Rameau’s Pièces de clavecin en concerts avec un violon ou une flute et une viole ou un 2e violon (1741) en de Pièces de clavecin en sonates avec accompagnement de violon (1745) van Louis-Gabriel Guillemain. In zijn inleiding maakt Guillemain duidelijk dat hij zich heeft laten leiden door de vigerende smaak: ‘Lorsque j’ai composé ces pieces en sonates, ma premiere idée avoit été de les laisser seulement pour le clavecin sans y mettre d’accompagnement, ayant remarqué souvent que le violon couvroit un peu trop, ce qui empeche que l’on ne distingue le véritable sujet; mais pour me conformer au gout d’aprésent, j’ai cru ne pouvoir me dispenser d’ajouter cette partie, qui demande une grande douceur dans l’execution, afin de laisser au clavecin seul la facilité d’etre entendu ; on pourra si l’on veut executer ces sonates avec, ou sans accompagnement, elles ne perdront rien de leur chant, puisqu’il est tout entier dans la partie du clavecin, ce qui sera plus commode pour les personnes qui n’auront pas toûjours un violon prest, lorsqu’elles voudront jouer quelques unes de ces pieces.’

De populariteit van de sonate met obligate begeleiding bereikte zijn hoogtepunt in Parijs in de jaren 1760-1770 met de publicatie van sonates van onder anderen Schobert en Honauer. Mozarts sonates KV 6-9 zijn meer dan waarschijnlijk onder invloed van Schobert en zijn Parijse tijdgenoten ontstaan tijdens zijn ‘grand tour’ van 1763-1764. Het is in diezelfde periode dat Vandenbosch zijn sonates door Le Menu in Parijs liet publiceren. De publicatie van zijn opus 3 werd in februari 1769 aangekondigd in de Annonces musicales; zijn opus 5 werd meer dan waarschijnlijk in 1772 gepubliceerd. Het is duidelijk dat Vandenbosch zich in deze driedelige sonates aanpaste aan de Parijse smaak. Waar hij in zijn vroegste muziek smaakvolle melodieën wist te combineren met een licht contrapunt, evolueerde hij naar meer pompeuze thema’s boven repetitieve bassen en naar virtuoos passagewerk. Ook lijkt hij te zoeken naar orkestrale effecten, bijvoorbeeld door het introduceren van twee hoorns (ad libitum) in de eerste en de vierde sonate.

In dit genre is de klavierpartij op zich een autonome compositie en wordt de rol van de instrumenten ad libitum beperkt tot het doubleren van een melodielijn (vaak in tertsen of sixten), tot harmonische ‘vulling’ of tot het evoceren van orkestrale effecten (bijvoorbeeld door de hoorns). Musici werden geacht om hun partij vanuit de partituur te spelen, maar er zijn ook legio voorbeelden van uitgeschreven partijen.

De intekenlijst vooraan in de uitgave van zijn Quatre sonates, op. 5 geeft een interessante inkijk in het publiek dat Vandenbosch met zijn klavecimbelmuziek bereikte. Voor deze uitgave vond Vandenbosch 119 afnemers, van wie de bekendste wel Charles Burney is. Burney beperkte zich dus niet tot lovende woorden, hij kocht ook daadwerkelijk muziek van Vandenbosch. Onder de intekenaars zijn verder 29 collega-organisten. De bekendste onder hen is Amandus de Gruytters (1736-1805) die van 1765 tot 1791 organist was van de Sint-Joriskerk in Antwerpen en in 1771 zijn vader Joannes was opgevolgd als Antwerps stadsbeiaardier. Tussen de organisten vinden we ook twee vrouwen, met name ‘Mlle Bauwens’ en ‘Mlle Larie’, die het orgel van het Apostelinnenklooster op de Paardenmarkt in Antwerpen bespeelden. Ook enkele buitenlandse organisten tekenden op de bundel in: de Nederlanders P.J. Aertgeerts (Roosendaal), Henricus Radeker (Haarlem; vier exemplaren) en P. Versluys (Rotterdam) en de Duitser P.J. Flem (Heinsberg). Andere musici die intekenden waren J.T. Baustetter (muziekmeester van de Antwerpse Kathedraal), G. Ceulemans (kerkmusicus in Lier), De Neve (stadsbeiaardier in Ath), Jan Frans Redein (eerste viool in het Antwerps Kathedraalorkest) en Van Dyck (muziekmeester in Amsterdam; twee exemplaren). Andere opmerkelijke intekenaars waren twee oud-burgemeesters van Antwerpen, Jan Frans Knyff (aan wie Vandenbosch zijn opus 2 heeft opgedragen) en Petrus Franciscus Van Schorel, en daarnaast de Duitse typograaf en muziekhandelaar Johann Jakob Weitbrecht die voor zijn boekhandel in Sint-Petersburg vier exemplaren kocht. Overige intekenaars waren welgestelde burgers die zich meestal als ‘amateur’ lieten omschrijven. Samen kochten de 119 intekenaars 129 exemplaren. Van de drukken van Vandenbosch zijn slechts weinig exemplaren overgebleven: het was gebruiksmuziek die niet voor de eeuwigheid was bedoeld. Naast het exemplaar in de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen (KVC 54476), bewaart ook de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Brussel een exemplaar (07143).

De intekenlijst wordt afgesloten door twee putti die het motto ‘Post tenebras spero lucem’ dragen (‘Na de duisternis hoop ik op licht’, Job 17:12). Vandenbosch droeg zijn bundel op aan Jean-Joseph Comte de Robiano (1733-1785), een telg van een uit Milaan afkomstige ambtsadelijke familie. Hij was de vader van de eerste Antwerpse provinciegouverneur na de Belgische onafhankelijkheid, François de Robiano (1778-1836).

Deze uitgave is een facsimile van een partituur uit de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen (KVC 54476) en werd uitgegeven in samenwerking met het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek vzw (www.svm.be) en Labo XIX&XX, een onderzoeksgroep van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen.

Dewilde, J.: [Nederlandse inleiding bij Höflich-cataloognummer 2563, 2018].